In 1995 is een film uitgekomen over de 30ste mei 1969.
Curaçao krijgt de beelden voor het eerst te zien.
'Schreeuw van het volk' bevat voor een groot deel archiefbeelden. Toch zal zijn film Curaçao schokken, verwacht John Leerdam. De taferelen die hij er van de opstand van 30 mei 1969 in verwerkte, hebben ze daar namelijk nooit gezien.
Ruim 25 jaar nadat de vlam op het eiland in de pan sloeg en Willemstad in brand stond, zullen de Antillianen weer oog in oog komen met die bewogen gebeurtenis. Alsof ze er voor het eerst aan worden herinnerd, zo zullen ze naar de film kijken.
'Dertig mei' is een begrip op Curaçao. Een mijlpaal in de geschiedenis van de Antillianen. Een datum die vaak terugkeert in de bespiegelingen over hun land. Vóór of ná '69 maakt veel verschil, wordt steeds gezegd. De gebeurtenissen die (ten minste) twee mensen het leven kostten en voor miljoenen guldens schade zorgden, leven op het eiland voort als een onverwerkt trauma.
“Misschien is het te veel gezegd om '30 mei' op de Antillen te vergelijken met '4 mei' in Nederland”, zegt John Leerdam, “maar ik denk dat de traumatische ervaringen in de geheugens van de Curaçaoënaars gegrift staan. In die zin heeft '30 mei' dezelfde impact daar als '4 mei' hier. Alleen, wàt er precies gebeurde op die dag, hóé het gebeurde en wat de gevolgen waren, die vragen heeft men steeds verstopt.”
“De beelden die toen zijn gemaakt voor de Nederlandse tv, heeft Curaçao nooit te zien gekregen.” Zaterdag presenteert hij 'Schreeuw van het volk' in de Amsterdamse bioscoop Alfa 1; op 2 februari gaat de film op Curaçao in première.
John Leerdam was acht jaar, toen een CAO-conflict bij Wescar (Werkspoor Caribbean) uitbrak, een grote onderaannemer van de Shell-raffinaderij op Curaçao. Een stakingsoproep van de vakbond CFW om zijn looneisen kracht bij te zetten, werd door Wescar beantwoord met de dreiging van ontslag op staande voet voor stakers. Het conflict escaleerde, er ontstond een spontane demonstratie waarbij auto's van voorbijgangers werden tegengehouden en vooral Europeanen werden lastiggevallen. In de ochtend van 30 mei begon een steeds groeiende menigte van naar schatting 4 000 mensen aan een mars naar de stad. Onderweg werden auto's in brand gestoken, winkels geplunderd en mensen mishandeld.
Leden van het kabinet, die elders in het Caribisch gebied of zelfs ver daarbuiten verbleven (inclusief premier Kroon en gouverneur Debrot), werden ijlings naar Curaçao teruggeroepen. Een bijstandseenheid van de marine spoedde zich naar de wijken Punda en Otrabanda om de demonstranten tegen te houden, de schipbrug werd opengedraaid en er ging een verzoek van de regering naar de commandant van de Nederlandse marine om militaire steun. Op de Kerkhofweg kwam het tot een botsing: stenen en flessen vlogen door de lucht, de politie voerde charges uit, een politiebus werd in brand gestoken en plots klonken er schoten. Vakbondsleider Wilson 'Papa' Godett belandde zwaar gewond door een politiekogel in het ziekenhuis, twee demonstranten werden dodelijk getroffen. Winkels werden geplunderd en in brand gestoken, de elektriciteit viel uit, een avondklok werd ingesteld en er kwamen mariniers uit Aruba.
Aan het einde van de dag bereikten Wescar en de vakbond een akkoord over een nieuwe CAO. Maar daarmee keerde de rust nog niet terug. De vakbonden eisten het aftreden van de regering. Uit Nederland vertrok op verzoek van Curaçao een vliegtuig met 150 mariniers. De binnenstad van Willemstad werd afgegrendeld. Op 5 juni diende de regering haar ontslag in en pas op 9 juni kwam een einde aan de militaire bijstand.
De schoten van de politie bleven lang na-echoën op Curaçao. De aanblik van Nederlandse mariniers met het geweer in de aanslag was niet snel vergeten. Toeristen en investeerders waren zo geschrokken dat ze het eiland een tijd lang links lieten liggen. In Den Haag demonstreerden Antillianen tegen het optreden van Nederland in de West.
De jongere generatie op Curaçao weet volgens John Leerdam tegenwoordig nauwelijks wat er in 1969 gebeurd is - laat staan hóé het heeft kunnen gebeuren. “Terwijl 30 mei '69 wel zeer bepalend is geweest voor de relatie tussen Nederland en de Antillen, maar ook tussen Nederland en Suriname. Ook voor Nederland was het een emotionele ervaring, waarover nooit is gesproken. De gebeurtenissen zijn wel in de Verenigde Naties aan de orde gesteld, waar Nederland na de affaire Nieuw-Guinea opnieuw een tik op de vingers kreeg. Dat heeft uiteindelijk ook geleid tot de onafhankelijkheid van Suriname. Nederland hield er een trauma aan over. Den Haag wilde het liefst zo snel mogelijk van zijn koloniën af. Kort na '30 mei' kwam de Ronde-tafelconferentie, waarop Nederland Suriname de onafhankelijkheid bijna door de strot heeft geduwd.”
Voor de Antillen is Suriname een schrikbeeld, zegt John Leerdam. “Antillianen houden Suriname als een foto voor ogen. Ze zijn zeer voorzichtig in onderhandelingen met Nederland over meer autonomie; ze durven geen grote mond op te zetten uit angst dat Nederland zegt: zoek het dan zelf maar uit. Ook daarom is de discussie over 30 mei '69 op de Antillen nooit op gang gekomen en zijn de meeste beelden nooit vertoond. Maar emoties kunnen alleen verwerkt worden door erover te praten.”
Het is Leerdam opgevallen dat het filmmateriaal uit 1969 vrijwel onaangeroerd in het NOB-archief heeft gelegen. In 1970 is er nog een cameraploeg naar Curaçao gereisd om terug te blikken, maar ook die banden zijn daarna weggestopt. “Ze schrokken zich lam bij het NOB-archief dat ze die hadden”, zegt de filmer.
Hij zag beelden van een brandend Willemstad en van mariniers die op Curaçao arriveren zonder dat ze grondig waren geïnformeerd over het conflict (het zou gaan om 'woelingen' waarvan 'misdadige elementen misbruik hadden gemaakt'). Hij zag ook hoe Aad van den Heuvel 'Papa' Godett opzocht in het ziekenhuis, waar hij vertelde hoe hij met zijn gezicht naar de demonstrerende massa stond en toen van achteren werd beschoten door de politie.
Leerdam heeft Curaçaoënaars die voorkomen in de reportages opgezocht, zoals de piloot die in '69 (tegenover een piepjonge Klaas-Jan Hindriks) klaagde dat hij wel dezelfde opleiding en ervaring had als zijn Nederlandse collega's, maar veel minder betaald kreeg. Hij sprak ook met pater Römer, die vertelt hoe bang hij destijds was voor veel meer geweld als Godett aan zijn wonden zou zijn bezweken.
Van Nederlandse zijde werd na het oproer op vaak koloniale wijze gereageerd, met weinig begrip voor de spanningen onder het Antilliaanse volk. De commandant Zeemacht vond het ook 'ontzettend stom' van de Curaçaoënaars, die hun eiland hierdoor jaren achterop hadden gebracht. Het zou een uit de hand gelopen rel van vooral 'raddraaiers' en 'dronken schoolverlaters' zijn geweest.
Leerdam gelooft er niks van. “Het was georganiseerd. Ze hadden de jerrycans en molotov-cocktails al klaar. Het begon als ontevredenheid van een stel werknemers bij de raffinaderij, maar het sloeg om naar een opstand van het volk dat respect en erkenning vroeg van de heersende macht. Toen de arbeiders naar de stad liepen, stond die al in brand.”
Een rapport over '30 mei' is wel geschreven, maar dat zit achter slot en grendel. “Er zijn mensen die zeggen dat er veel meer doden waren. Het lijkt een beetje op het JFK-verhaal. Pas na 50 jaar is het rapport openbaar. Ik ben er vreselijk nieuwsgierig naar”, zegt Leerdam.
Zijn persoonlijke drijfveer om de film te maken is dat zijn (Surinaamse) vader in '69 politie-inspecteur was. “Ik zat met de vraag of ik hem moest veroordelen voor wat er is gebeurd. Hij coördineerde die 30e mei. Hij is inmiddels overleden en helaas heb ik hem nooit kunnen vragen wat er eigenlijk is gebeurd, of hij medeverantwoordelijk was voor de schoten en of hij 'nee' kon zeggen tegen opdrachten van hogerhand. Het is een dilemma voor me geworden, maar ik begrijp nu ook wel dat er toen op '30 mei' iets móést gebeuren, direct of indirect.”
“Vandaar dat mijn film in het papiaments ook 'Gritu di un Pueblo' heet: Schreeuw van het Volk.”
© Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.
Onderstaande scans zijn helaas niet in een groter formaat te publiceren.